HR: hoger beroep kan dienen om eis te wijzigen (zorgregeling)

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V.

Zowel M als V verzoeken de rechtbank een zorgregeling tussen M en de kinderen vast te stellen op de door hem/haar voorgestane wijze. Ter zitting komen partijen een zorgregeling overeen, die de rechtbank vervolgens vaststelt. V gaat in hoger beroep en verzoekt het hof haar inleidende verzoek alsnog toe te wijzen. Volgens haar werkt de afgesproken zorgregeling niet en lukt het M niet om die na te komen. Het hof verklaart V niet-ontvankelijk, daartoe overwegende: ‘Uit de bestreden beschikking blijkt dat de ouders tijdens de zitting bij de rechtbank overeenstemming hebben bereikt over de zorgregeling. De rechtbank heeft de tussen partijen gemaakte afspraken vastgelegd in de bestreden beschikking. Volgens de vader hebben partijen hun inleidende verzoeken overeenkomstig de overeenstemming aangepast, wat de moeder niet heeft betwist. Het hof leidt hieruit af dat partijen in de procedure in eerste aanleg hebben gekregen waar zij om hebben verzocht. Het enkele feit dat in het dictum van de bestreden beschikking is opgenomen dat de rechtbank ‘het meer of anders verzochte afwijst’, doet daar niet aan af’ (ECLI:NL:GHARL:2023:7831). V gaat in cassatie.

Volgens V stond het haar vrij om op de door haar aangevoerde gronden in hoger beroep wijziging van de overeengekomen zorgregeling te verzoeken. Onjuist is het oordeel van het hof dat als uitgangspunt geldt dat de partij van wie het verzoek door de rechter in eerste aanleg is toegewezen, geen belang heeft bij een hoger beroep en dat het rechtsmiddel van hoger beroep niet dient om in een dergelijk geval gelegenheid te geven om de beschikking waarbij het verzoek is toegewezen ongedaan te maken. Een partij kan ook in dat geval voldoende belang hebben bij een hoger beroep, bijvoorbeeld, zoals in dit geval, bij wijziging van omstandigheden, aldus V.

De Hoge Raad overweegt als volgt. In het midden kan blijven of partijen hun verzoeken in eerste aanleg overeenkomstig de ter zitting bereikte overeenstemming hebben aangepast, zoals het hof heeft overwogen. Ook als het verzoek of de vordering van een partij in eerste aanleg is toegewezen, kan deze partij belang hebben bij het instellen van hoger beroep; hoger beroep kan immers ook uitsluitend dienen tot verandering of vermeerdering van verzoek of eis (HR 19 januari 1979, ECLI:NL:HR:1979:AC6464). Het stond V dan ook vrij om in hoger beroep te verzoeken een zorgregeling vast te stellen overeenkomstig haar inleidende verzoek, ongeacht of zij dat verzoek ter zitting in eerste aanleg had aangepast aan de aldaar bereikte overeenstemming. De Hoge Raad vernietigt en verwijst.

Hoge Raad 28 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:968